Bayern
Een stoom-vistrawler was een speciaal schip, niet ingericht voor vervoer van goederen of personen maar speciaal voor de visserij bedoelt. Het schip moest niet te groot zijn, het visnet moest met de hand over de zijkant makkelijk binnengehaald kunnen worden. Ook moest het schip snel zijn en de vis die gevangen werd aan het begin van de visreis moest aan het einde van die reis ook nog verkoopbaar zijn. De toegelaten opslagtijd bedroeg maximaal 17 dagen, van het begin van de vangst tot aan het lossen in de haven. Hiervoor diende het schip uitgerust te worden met een grote machineaandrijving.
In 1885 verschijnt de eerste Duitse stoom-vistrawler genaamd Sagitta. Op het moment dat de Sagitta voor het eerst uitvoer, had niemand gedacht dat er 40 jaar later meer dan 400 van dit soort type schepen onder Duitse vlag zouden varen. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ligt de “Hochseefischerei” bijna stil. De meeste stoom-vistrawlers worden omgebouwd tot oorlogsschepen, veelal worden ze ingezet als Voorpostenboten. Veel van deze ingezette schepen vielen ten prooi aan oorlogshandelingen.
Door de technische verbeteringen aan de stoom-vistrawler in de jaren ’20, konden voor het eerst ook de visgronden in de Groenlandse wateren bevist worden. De hoofdzakelijke visgronden blijven het oostelijke deel van de Atlantische oceaan. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog komt de ontwikkeling weer stil te liggen. Vele schepen worden weer als oorlogsschepen ingezet, slechts enkele oude schepen blijven in de visserij. In de Tweede Wereldoorlog werd door Duitsland voornamelijk in de Oostzee gevist.
Gemiddeld werd 10 ton kolen en 5 ton water per dag verbruikt. Bij de stoom-vistrawler was de ladingcapaciteit altijd kleiner dan de bunkercapaciteit van kolen en water. De schepen moesten ook meer kolen en water op reis meenemen, wanneer ze pas een paar dagen later gevangen vis konden opslaan. Hun diepgang was daardoor bij de uitvaart het grootst. Bij bijzonder lange reizen of bij zeer slechte kwaliteit kolen, werden deze ook wel in het visruim of aan dek opgeslagen. Dit betekende altijd een overschrijding van het maximaal toegestane gewicht, door het gewicht van de extra lading. Welke weer gevolgen had voor de stabiliteit van het schip, bijvoorbeeld het overkomende buiswater dat in de kolen, die als deklading opgeslagen waren trok.
In de eerste fase van de ontwikkelingen van de stoom-vistrawler, periode 1885-1907, gaat de ontwikkeling moeizaam, de gemiddelde scheepstonnage ligt tussen de 125 en de 220 BRT. In de tweede fase, 1908-1921, groeit de gemiddelde scheepstonnage van 225 naar 235 BRT. Tijdens de derde fase, 1922-1931-1940, stijgt in de jaren ’20 de scheepstonnage langzaam van ongeveer 240 naar 390 BRT in 1931. In 1929 en 1931 bouwen meerdere Duitse Scheepsbouwers grote stoom-vistrawlers voor de export naar de USSR, deze schepen waren met hun 550 en 640 BRT een stuk groter dan de stoom-vistrawlers die in de Duitse visserij werden gebruik. De bouw van deze schepen hielp ook de technische sector van de scheepsbouw voor de toekomstige bouw van grotere stoom-vistrawlers voor de Hochseefischerei. Enkele belangrijke vooruitlopers op de scheepsgroei zijn de in 1922 gebouwde Nordland met een scheepstonnage van 392 BRT. En in 1930 de Hermann Friedrich Schröder met zijn scheepstonnage van 437 BRT. En de in 1936 gebouwde Grönland met een scheepstonnage van maar liefst 640 BRT.
Stoom-vistrawlers moeten relatief gezien een hoge snelheid kunnen halen, dit om de vaartijd vanaf de visgronden naar de haven zo kort mogelijk te houden. De stoom-vistrawlers haalden gemiddeld een snelheid van 10 knopen en dit bleef tot in 1920 zo. Wilde een rederij een schip zo goedkoop mogelijk laten bouwen, dan was tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog een snelheid van 9 knopen ook nog acceptabel voor kleine schepen met de visgronden in hun directe omgeving. Een snelheid van 10,5 knopen werd in zeldzame gevallen behaald.
Vanaf 1920 lag de gemiddelde snelheid van een nieuw te bouwen stoom-vistrawler rond de 11,9 knopen, wat gelijk bleef aan de scheepsgrootte tot 1940. Ook in deze tijd werd er nog wel eens bezuinigd op de aandrijving waardoor er ook schepen waren die 1 knoop minder haalden dan de gemiddelde snelheid. Na de Tweede Wereldoorlog gaat de gemiddelde snelheid weer omhoog en rond 1960 wordt een gemiddelde snelheid van 13,6 knopen gehaald.
In 1928 worden drie stoom-vistrawlers gewouwd, naar ontwerk van de Oostenrijker Fritz Franz Maier, met een nieuw ontwikkelde theorie inzake de scheepsweerstand genaamd Maierform.
Maier, geboren in 1844, had scheepsbouw in Wenen gestudeerd en was in 1926 overleden. Zijn zoon Erich Maier, geboren in 1901, gaat verder met de plannen van zijn vader en probeert dit te vermarkten. In 1927 leidde dit tot de oprichting van Maier-Schiffsform-Verwertunggesellschaft in Bremen. In 1931 waren al 26 schepen met de Maierform gebouwd, 1938 zijn dit 481 schepen en met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ligt dit aantal over de 900 Maierform-schepen.
Op 1 november 1930 is op de Frerichs scheepswerf te Einswarden de stapelloop van bouwnummer 553. Op 21 december 1930 wordt bouwnummer 553 als de Hermann Friedrich Schröder in dienst genomen voor rekening van Rederei Nordsee. Het is een mijlpaal in de geschiedenis van de stoomvisserij. Traditionele scheepsbouw levert dan schepen voor de visserij die rond de 320 BRT ligt of de iets grotere schepen van rond de 380 BRT.
De Hermann Friedrich Schröder is zijn tijd ver voorruit. Met zijn lengte van 49,96 meter, een totale lengte van 53,50 meter, een breedte van 8,05 meter en een diepgang van 3,90 meter was het uitgerust voor 16 bemanningsleden inclusief de kapitein en de scheepsjongen. De tripple-expansion-stoommachine met dampturbine leverde 770 WPS.
Op 3 augustus 1933 wordt de Hermann Friedrich Schröder omgedoopt in de Bayern. Op 10 juni 1937 wordt de Bayern toegewezen aan de Festungskriegübung Swinemünde als Küstenschutzboot. Alwaar deze op 9 oktober 1939 als V-801 in dienst komt.
Het 8ste Vorpostenflottille werd opgericht in september 1939, met 8 stoom-vistrawlers waaronder de V-801. Hun operatiegebied lag in de Noordzee. Tussen 1940 en 1945 werden ze vooral ingezet als begeleidingsdienst Elbe-Rotterdam. Thuishavens waren Cuxhaven en Wesermünde.
De V-801 loopt op 9 juni 1940 om 2 minuten voor acht ’s avonds op een mijn, hierbij kwamen 5 mensen om. Scheepsnummer V-801 wordt later toegewezen aan de Max Gundelach welke op 25 juli 1943 op een mijn liep. Waarna Stoomloodsvaartuig 17 scheepsnummer V-801 krijgt. De Max Gundelach is ook een wrak waar Duikteam Zeester wel eens op duikt, alleen ligt de bij Terschelling.
49 jaar later, het is een doordeweekse dag, Klaas Koch is met zijn Zeester op weg naar wrak 557, even ten noorden van de Wieringergronden. Het is een mooie dag, de zon schijnt en Klaas heeft er zin in, een nieuw avontuur staat in de schoenen, hij heeft dit wrak nog niet eerder gezocht, wat hij er zal aantreffen zal een verrassing zijn, de ene keer een prachtig mooi wrak, de andere keer een ijzeren bult. Na het wrak gelokaliseerd te hebben op de DECCA wordt er vastgelegd op het wrak en kan de afdaling ingezet worden.
Het zicht was super goed, 15 meter. Op het wrak aangekomen bleek het hier om een Voorpostenboot te gaan, het kanon was door het voordek gezakt. Midscheeps zat het teakhouten dek er gedeeltelijk nog op en het achterschip lag uit elkaar. Het vooronder en de ruimen zaten vol zand. Alle Kalverboer vond later de werfplaat en ook de stoommachineplaat waarop bouwjaar 1930 vermeld stond.
Volgens de boeken van Erich Gröner moest het hier om de voorpostenboot V-801 gaan, de voormalige stoom-vistrawler Bayern. Het bouwjaar bevestigde hiermee ook de ingeslagen datum op de werfplaat. Wanneer Klaas Koch op 26 september 1999 weer op de Bayern duikt, vind hij de scheepsbel, deze stond op het dek in een hoekje tegen de verschansing aan. Op de scheepsbel stond de naam Hermann Friedrich Schröder vermeld, de officiële naam ten tijde van indienststelling van de stoom-vistrawler. Het is honderd procent zeker dat het hier om de Bayern gaat.
In 2000 maakt Klaas Koch met zijn Zeester en zijn duikteam een aantal duiken op de Bayern. Het viel tegen, het wrak zat vol zand. Omdat het wrak ook dicht bij de kust ligt, op een 16 meter diepte is het zicht ook vaak slecht. Pas op 26 augustus 2001 gaat Klaas weer een kijkje nemen bij de Bayern. Toen bleek dat het zand gedeeltelijk uit het wrak gespoeld was, in het vooronder vond Klaas Koch een kast vol met serviesgoed. Dat monde uit in een project waarin Klaas het servies uit de kast haalde en via het toegangsluik op het dek legde. De rest van het duikteam was daarna bezig dit in netjes via de ankerlijn naar boven te brengen. Het is een hele verzameling geworden, bestaande uit dekschalen, juskom, eierdopjes, boterpotjes, stapels borden en zilveren mesopleggers.
In de jaren hierna komt de Zeester geregeld nog terug op het wrak van de Bayern, het is een mooi wrak en goed herkenbaar. Vooral voor beginnende wrakduikers is dit een mooi wrak op geringe diepte. In 2005, wanneer Klaas Koch weer op de Bayern gaat duiken is er iets veranderd aan het wrak, langzaam dringt het door, het kanon is weg! Zal het verder door het dek gezakt zijn? Nee hoor het is weg. Later blijkt dat er waarschijnlijk een Wieringer visser, die ook duikt, dit kanon geborgen heeft. Wat er precies met het kanon gebeurd is weten we niet, ook de locatie is ons onbekend waar het kanon zich nu bevindt.
Op 28 september 2008 vertrekt Klaas met zijn Zeester uit Lauwersoog, bestemming het wrak van de Bayern. Tijdens deze duik vindt Jan Kruizinga een portemonnee met daarin een ring, condoom en twee kaartjes voor een staatopera in de Seebeck Strasse. Ook een zakhorloge werd gevonden. Verder nog een scheermes en wat lampen.
Tussen 1999 en 2010 heeft Klaas Koch het wrak van de Bayern ongeveer 20 keer bezocht. Een groot gedeelte van de opgedoken artefacten zijn te bezichtigen in het Booze Wijf, ook staan hier diverse andere opgedoken artefacten van andere schepen. In november 2010 heeft Alle Kalverboer op Schiermonnikoog bij het Bunkermuseum Schlei een vitrinekast ingericht, hier zijn ook wat opgedoken spullen uit de Bayern te zien.
Remy Luttik,
December 2010,
Wat een mooie vondsten, als ze vrij op de bodem liggen doe je de artifacten een plezier om ze te bergen.
Btw, de beurs, de eigenaar weten te achterhalen? Wellicht vinden de nabestaande het wel fijn om “iets” te ontvangen ter herdenking/nagedachtenis.
Groet, barend