Kerwood

door Pam van Vliet, duikteam Miramar Friesland

In de zomer van 2002 ontdekken sportduikers van Duikteam Zeester uit Groningen ver boven Terschelling een wrak met een veelbelovende lading. In het donkere troebele Noordzeewater denken ze één euforisch moment een schip vol goud gevonden te hebben, maar het blinkende metaal blijkt koper. Ook leuk. Dat dit het begin is van een heuse koperkoorts met vele geïnfecteerden kunnen de duikers dan nog niet vermoeden.

Duikteam Zeester struint met haar gelijknamige boot al jaren over de Noordzee, van wrak naar wrak. Het duikteam bestaat uit een select clubje mafkezen dat vrijwel ieder weekend in Lauwersoog aan boord stapt bij eigenaar Klaas Koch om te kijken of er nog wat bijzonders boven water te halen valt. Hun bootje, een voormalige patrouilleboot, is klein voor de Noordzee, een meter of zeventien en nog smal ook. Optimaal geslinger dus. Toch lijken de mannen (vrouwelijke zeesterren zijn zeldzaam) niks te geven om golfslag en andere oncomfortabele omstandigheden. Ruig en avontuurlijk, op het roekeloze af, dat zijn ze. Hoewel ze al tientallen bijzondere wrakken hebben bedoken en daarbij ook prachtige trofeeën hebben gescoord, spant de vondst van een in 1919 gezonken stoomschip de kroon. Vooral als blijkt dat het schip nog vol koper zit.

Jutten onder water.
In de gehele Noordzee liggen naar schatting zo’n 30.000 wrakken. De meeste schepen zijn vergaan in en vlak na de beide wereldoorlogen, doordat ze kapot geschoten werden of op een mijn liepen. Natuurlijk verging er ook wel het een en ander door storm en domme pech. Meestal waren dat kleinere schepen. Een groot aantal van de 30.000 wrakken ligt allang onder het zand van de zeebodem of is uit elkaar getrokken door sleepnetten van vissers. Dat lot is de Lutine (met die goudstaven) waarschijnlijk ook ten deel gevallen.
De droom van iedere wrakduiker is het vinden van een schip met goud, een tweede Lutine. Maar een schat aan koper blijkt ook al tot flink wat beroering te zorgen.
Duikteam Zeester uit Groningen gaat als het weer het toelaat en ook als het weer het niet toelaat elk weekend de Noordzee op om onder water te jutten.


Schipper Klaas Koch, in het dagelijks leven projectleider bij een electrotechnisch bedrijf, duikt al 24 jaar op wrakken in de Noordzee en heeft in de loop van de jaren een zintuig ontwikkeld om interessante  duikobjecten te vinden. Soms begint dat met een summiere aanwijzing van een visser die met zijn netten ‘ergens’ aan is blijven haken. Voor wrakduikers is het van groot belang de beste maatjes te zijn met vissers, omdat die coördinaten van veelbelovende wrakken kunnen doorgeven. Vissers geven interessante coördinaten door, duikers bergen zo mogelijk het vistuig, want zo’n tuig kost ook al gauw tussen de tien- en twintigduizend euro.
Vaker dan op aanwijzingen van vissers, komt het aan op eigen speurwerk. Er wordt gespit in oude archieven, gesurfd op internet, zeekaarten waar de hydrografische dienst wrakken op heeft aangegeven worden erbij gehaald en met alle gevonden informatie in het achterhoofd gaat het echte zoekwerk op zee beginnen.

 
Stoomketels
In de zomer van 2002 is het weer eens goed raak: na het verkennen van talrijke objecten onder water vinden de Groninger duikers inderdaad een interessant wrak. Ze leggen de Zeester ter plekke voor anker en gaan onder water om te kijken wat ze gevonden hebben. In de chaos ontdekken ze restanten van stoomketels. Het moet gaan om een oud schip, des te interessanter… Opgetogen komen ze na de duik weer aan boord en besluiten zo snel mogelijk een tweede duik te maken op het stoomschip. De tijd waarbinnen gedoken kan worden is beperkt: alleen op de kentering kun je naar beneden, anders stroomt het veel te hard. Een tweede duik diezelfde dag zit er niet in, maar ze besluiten ’s nachts boven het wrak te blijven liggen.
De dag daarop proberen ze uit te vinden wat de lading van het schip geweest is.
Ze vinden tot hun onuitsprekelijke vreugde (praten onder water gaat moeilijk) blokken goudglanzend metaal. Glanzend, goud? De duikers sturen met behulp van hefballonnen een paar ‘broodjes’ naar boven. Het blijkt een zware klus om de ballon plus lading aan boord te krijgen. Meer een kwestie van kracht dan wijsheid, wat zoals bekend bij de meeste wrakduikers ook het geval is, dus dat komt mooi uit. Ze vinden blokken in twee soorten: onhandige lange smalle staven van rond de zeventig kilo en blokken met inkepingen van ongeveer vijfentwintig kilo. Hoe dan ook een hele hijs voor de duikers.
Een tweede inspectie van de broodjes op het dek van de Zeester wijst uit dat het geen goud maar koper is. Ook leuk. Ook héél erg leuk.
 
 Kopervirus
Vrolijk over de bijzondere ontdekking zet het duikteam koers naar Terschelling om daar in de haven te overnachten. Ze spreken af met niemand over de vondst te praten. Als bijvoorbeeld de collegaduikers van Terschelling lucht krijgen van het bestaan van een wrak vol koper, zal hun buit niet lang meer veilig zijn. 
Maar zoals dat altijd gaat bij mannen: ze willen pronken met wat ze gescoord hebben. Ze laten zich die avond vollopen met bier en leggen op het moment dat er afgerekend moet worden doodleuk een 25 kilo zwaar koperblok op tafel en vragen of ze daarmee kunnen betalen.
De uitbater van Restaurant de Heksenketel, waar het eet- en drinkgelach plaatsheeft, vindt het wel een goede grap en gaat akkoord. En vanaf dat moment weet heel Terschelling dat de Groninger duikers iets bijzonders aan het doen zijn. Vooral de leden van het Terschellinger duikteam Ecuador zijn erop gebrand te ontdekken waar dat koper te halen is. De koperkoorts is op hen overgeslagen en twee jaar lang zoeken ze met hun eigen duikschip Ursus tevergeefs de Noordzeebodem af. Ze ontdekken wel veel ‘nieuwe’ wrakken, maar geen koperwrak.

Ontdekt
Dan, in 2004, gaat de Terschellinger garnalenvisser Walter Bakker met zijn schip TS6 een dag de zee op om met particulieren te vissen op kabeljauw. Hij heeft een paar lokaties op het oog waar veel vis zit, waarschijnlijk plekken waar een wrak ligt, omdat vissen daar voedsel en een schuilplaats vinden.
Het is een mistige dag en Bakker vaart behoedzaam. Tot zijn verbazing ziet hij na uren varen uit de kust de Zeester uit de mist opdoemen. Het scheepje ligt voor anker op de plek waar hij met zijn gasten wil gaan vissen – en met de verhalen over het koperwrak in zijn achterhoofd trekt hij zijn conclusies. Hij noteert de coördinaten, verdwijnt weer in de mist om een andere visplek te vinden en geeft zodra hij weer op het eiland terug is ruimhartig de coördinaten door aan collegavisser Alfred van Nouhuys. Hij weet dat Alfred fanatiek duiker bij Ecuador is en dat zij al jaren naarstig op zoek zijn naar het koperwrak.

Piraterij
Meteen de volgende dag al vertrekt duikschip Ursus met een stel gretige koperjagers naar de opgegeven lokatie. Ze weten niet hoe snel ze moeten afdalen naar het langgezochte wrak en vinden op de bodem een warm welkomstgeschenk: er staan op 32 meter diepte een paar bigbags vol koper voor hen klaar in het zand. De duikers van de Zeester hebben die in de loop van twee jaar duiken netjes gevuld met tonnen koper, terwijl ze zich beraadden op een manier om de bigbags boven water te krijgen. Hun eigen boot was daar veel te licht voor, maar ze zouden daar een ander, groter schip voor inschakelen. Alleen hadden ze daarbij waarschijnlijk niet de Ursus in gedachten…
De bemanning van de Ursus heeft geen booschap aan overdreven beleefdheidsvormen en besluit de grote zakken koper aan boord te takelen. De Ursus is, in tegenstelling tot de Zeester, een zwaar schip en uitgerust met een sterke lier. Fluitend hijsen ze in totaal tien ton koper aan boord en zetten koers terug naar Terschelling.

Poliepgrijper
Walter Bakker staat hen op de kade op te wachten om te horen of hij hen inderdaad de weg naar het koperwrak gewezen heeft. Als hij de indrukwekkende hoeveelheid koper aan boord van de Ursus ziet en hoort dat er nog honderden tonnen moeten liggen, raakt ook hij besmet met het koperkoortsvirus en ontstaat er bij hem een ambitieus plan. In de garnalenvisserij zit nauwelijks brood en hij heeft een groot, sterk schip. Hij neemt zich voor de lading koper te bergen om op die manier iets van zijn schamele inkomsten uit de visserij te kunnen compenseren. Hij pakt het voortvarend aan en verbouwt in korte tijd zijn garnalenkotter tot bergingsvaartuig. Hij investeert in een flinke poliepgrijper, ontwerpt een onderwatercamera en gaat aan de slag op het koperwrak, dat inmiddels is geïdentificeerd als de Kerwood. Tot ieders verbazing heeft Bakker na een jaar vrijwel de hele lading koper boven water gehaald en verkocht. Het levert hem (samen met zijn bemanning) voor het eerst sinds jaren weer een dik inkomen op. Behalve koper blijkt er nog een flinke hoeveelheid lood op het wrak te liggen en als het koper op is gaat hij daarmee verder. Zwaarder werk voor minder geld, maar nog steeds in vergelijking met garnalenvissen heel lucratief.


De duikers van Zeester en Ecuador worden gek van frustratie. Zij hadden jarenlang plezier kunnen hebben van een bijzonder duikobject (er ook nog wat aan kunnen verdienen) en zien nu grijpgrage graaier Bakker met zijn TS6 de Kerwood leegplunderen. Ze herdopen de TS6 in TeringSchip 6 en duiken af en toe, als Walter Bakker even niet ter plaatse is, wat restantjes koper op die aan zijn poliepgrijper zijn ontsnapt. Van het eens zo fraaie stoomschip Kerwood is na het grof geschut van TeringSchip 6 niet veel meer over. Uiteengereten en kaalgeplukt liggen de restanten te wachten om onder het zand te verdwijnen.
Bijna fataal
Dat de obsessie voor het koper ook zijn gevaarlijke kanten heeft bewijst een bijna fataal duikongeval in maart van dit jaar. Met drie man zet het Terschellinger duikschip Ursus koers naar de Kerwood om koper te sprokkelen. Het weer is rustig, maar het zeewater is nog ijzig koud. Zo koud, dat één van de drie duikers op 32 meter diepte last krijgt van een bevroren ademautomaat, wat tot gevolg heeft dat de automaat continue lucht afgeeft en de druk in zijn fles gevaarlijk snel daalt. De onfortuinlijke duiker ziet geen andere mogelijkheid dan zo snel mogelijk (maar uiteraard ook zo langzaam mogelijk, want bij een te snelle opstijging ligt decompressieziekte op de loer) naar boven te gaan. Halverwege de opstijging gaat ‘het licht uit’ en drijft hij bewusteloos naar de oppervlakte. Gelukkig zien zijn maten hem drijven en één van hen springt (in gewone kleren) het water in om hem op te halen. Al in het water begint deze met mond op mond beademing. Nog meer geluk heeft de drenkeling als blijkt dat Walter Bakker met zijn bemanning net komt aanvaren, en meteen helpt met de reddingsactie. Voor het eerst wordt de aanwezigheid van de TS6 (voor de gelegenheid ook een keer niet ‘TeringSchip’ 6 genoemd) boven het koperwrak hoogst gewaardeerd. 
Gezamenlijk krijgen de mannen het slachtoffer aan boord van de Ursus en weten ze hem te reanimeren en zuivere zuurstof toe te dienen. Intussen worden de reddingsdiensten opgeroepen. Binnen een paar uur ligt de Terschellinger duiker in de decompressietank van het duikmedisch centrum van de marine in Den Helder. Hij overleeft het. Sterker nog: hij heeft zijn eerste duiken op de Kerwood alweer gemaakt. Want koperkoorts… daar kom je niet zo gemakkelijk vanaf.
 

Pam van Vliet, duikteam Miramar Friesland

Website Pam van Vliet        Pam van Vliet